SCP Publications: Recent submissions
Now showing items 41-60 of 1198
-
Coronascepsis in de mediaTijdens de coronapandemie waren sociale en journalistieke media door hun grote bereik belangrijk om informatie over corona en de coronamaatregelen te verspreiden. In het publieke debat in de media ontstonden gedurende de pandemie coronasceptische ideeën. In dit onderzoeksrapport staan die coronasceptische ideeën centraal. Hoe ontwikkelden die zich op sociale media door de tijd, wat zijn de belangrijkste verschillen tussen de platformen en hoe hebben de vier grootste Nederlandse kranten over coronasceptische ideeën bericht? Uit de studie blijkt dat coronascepsis vanaf de zomer van 2020 een grote vlucht nam op sociale media. Er kwamen veel verschillende ideeën langs, over de coronapas, de rol van politiek en media en internationale organisaties. Vanaf het najaar van 2021 kwamen die ideeën meer samen in een groot ‘hoax en leugens’-frame. In de berichtgeving van De Telegraaf, AD, de Volkskrant en NRC werden coronasceptische ideeën vaak in een conflictframe geplaatst en veel minder vaak neutraal besproken, of uitgelegd welke zorgen er spelen en hoe die zich verhouden tot journalistiek onderzoek. Dit rapport vormt samen met de publicaties Coronascepsis in Nederland en Op zoek naar alternatieven het onderzoeksproject Sceptische visies in het coronadebat. Lees het hoofdrapport hier.
-
Coronascepsis in NederlandIn dit onderzoek analyseren we hoe breed coronascepsis leeft in de samenleving. Dit doen we met een enquête. Omdat bij coronascepsis de rol van informatie en media belangrijk is, werd ook onderzocht hoe mensen aankijken tegen de rol van sociale media en journalistieke media in hun omgang met coronascepsis. Uit het onderzoek blijkt dat een substantiële minderheid van de bevolking in meer of mindere mate sceptisch kijkt naar overheidsinformatie over corona. 20% geeft een sceptisch antwoord op drie of meer van onze enquêtevragen die coronascepsis meten (negen was het maximum). Zij vertrouwen bijvoorbeeld de informatie van de fabrikanten van de vaccins niet, of zijn het eens met de stelling van de coronamaatregelen werden genomen om meer controle over de bevolking te krijgen. Institutioneel wantrouwen is hiervoor de belangrijkste statistische verklaring. De andere verklaringen die we onderzoeken, zoals psychisce gezondheid, tevredenheid met het leven, mediagebruik en in hoeverre iemand door de coronacrisis is geraakt, hebben geen statistisch significant effect op coronascepsis. Voor journalistieke en sociale media spelen er moeilijke dilemma’s rond de vraag hoe ze om zouden moeten gaan met coronasceptische ideeën. Ongeveer twee derde van de mensen vindt dat het op sociale media, zoals Twitter en Facebook, niet mogelijk is om te beoordelen of berichten over corona wel of niet waar zijn. Bijna 30% van de mensen vindt dat er in de journalistieke media te veel ruimte was voor alternatieve ideeën over corona. Dit rapport vormt samen met de publicaties Coronascepsis in de media en Op zoek naar alternatieven het onderzoeksproject Sceptische visies in het coronadebat. Lees het hoofdrapport hier.
-
Op zoek naar alternatievenIn dit onderzoeksrapport is door middel van kwalitatief onderzoek gekeken naar de ervaringen van mensen die zich sceptisch opstellen ten opzichte van overheidsinformatie over corona en zich online met het coronadebat bezighouden. Dit is gedaan aan de hand van een digitale etnografie, waarvoor observaties van websites en online uitwisselingen, informele gesprekken en diepte-interviews zijn uitgevoerd. Uit onze analyse blijkt dat mensen die sceptisch naar overheidsinformatie over corona keken, uiteenlopende vragen en zorgen hadden; over specifieke coronamaatregelen maar ook over de macht van de overheid in het algemeen. Toen er strenge coronamaatregelen werden ingevoerd, vroegen zij zich af waarom de overheid voor zulk ingrijpend beleid koos. In overheidscommunicatie en berichtgeving in traditionele media misten ze aandacht voor alternatieve maatregelen met minder zware impact op de levens van mensen. Zij kregen het idee dat er iets niet klopte aan het verhaal van de overheid. Ze vroegen zich af of het coronabeleid wel doelmatig was en zetten vraagtekens bij de intenties en competenties van de overheid. Mensen gingen op onderzoek uit om deze vragen te beantwoorden. Ze lazen en vergeleken veel verschillende informatiebronnen, van sociale media, journalistieke media, overheidsinformatie en analyses van burgerjournalisten. Bij sommige mensen ontstond een beeld van de overheid met twijfelachtige intenties, anderen zagen een overheid met slechte intenties. Deze beelden werden versterkt door een stapeling aan ervaringen in het dagelijks leven. Confrontaties met de politie op demonstraties versterkten het beeld van een repressieve overheid. Het ervaren gebrek aan aandacht voor alternatieve denkbeelden in traditionele media en het verwijderen van bepaalde informatie op sociale media, voedden het vermoeden dat er censuur werd gepleegd. De afwijzing in persoonlijke kring die participanten ervoeren, versterkte het beeld dat een alternatief geluid er niet mocht zijn. Het wrong daarbij bij participanten dat hun ideeën vaak werden weggezet als ongefundeerd of asociaal, terwijl ze juist veel tijd en moeite staken in hun onderzoek en zich bekommerden om ontwikkelingen die zij schadelijk achtten. Dit onderzoek vormt samen met de publicaties Coronascepsis in Nederland en Coronascepsis in de media het onderzoeksproject Sceptische visies in het coronadebat. Lees het hoofdrapport hier.
-
Maatschappelijke effecten van de voorgenomen herziening van het financieringsstelsel voor kinderopvangHet kabinetsplan voor (bijna) gratis kinderopvang leidt er nauwelijks toe dat ouders meer gaan werken en komt ook de ontwikkeling van kinderen niet ten goede. Bovendien is de kans groot dat het plan op korte termijn een ongunstig effect heeft op de kwaliteit van de kinderopvang en de toegankelijkheid ervan voor gezinnen met een laag inkomen. Voor hen kan kinderopvang juist duurder worden, met risico's voor de ontwikkeling van kinderen en kansengelijkheid. Dat blijkt uit onderzoek van het Centraal Planbureau (CPB) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). De kosten van het kabinetsplan bedragen circa 2,5 miljard euro. Gezien het beperkte rendement van de investering en de maatschappelijke risico’s concluderen de planbureaus dat het verstandig is om het plan te heroverwegen. Het kabinet zou daarbij vooral moeten kijken naar de effecten op de ontwikkeling van kinderen en het bevorderen van kansengelijkheid. Op de lange termijn is er slechts een beperkt effect op de arbeidsparticipatie van ouders. Uit berekeningen blijkt dat het nieuwe stelsel van het kabinet tot een beperkte toename in het arbeidsaanbod van +0,2% (15 duizend fte) leidt. Vooral gezinnen met midden en hoge inkomens zullen minder gaan betalen voor kinderopvang. Binnen deze groepen is de arbeidsparticipatie echter al hoog. Het effect op de arbeidsparticipatie van ouders met een laag inkomen is op de lange termijn naar verwachting nihil, omdat zij op dit moment al 96% van de kosten voor kinderopvang vergoed krijgen. Effecten stijgende vraag Hoewel het effect op de arbeidsparticipatie beperkt is, verwachten de twee planbureaus wel dat de vraag naar kinderopvang zal toenemen. Als kinderopvang goedkoper wordt voor midden en hoge inkomens, kunnen ouders er immers sneller voor kiezen om informele opvang (bijvoorbeeld bij opa en oma) te vervangen door formele opvang. Door de krapte op de arbeidsmarkt kan de kinderopvangbranche deze stijging van de vraag niet bijbenen. Op de korte termijn zal dit leiden tot prijsstijgingen, wachtlijsten en vermindering van de kwaliteit van de opvang. Vooral ouders met lage inkomens en hun kinderen worden hiervan de dupe: zij zullen meer moeten gaan betalen dan in het huidige systeem. Dit heeft negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van kinderen en de kansengelijkheid in ons land. Ontwikkeling kinderen en kansengelijkheid Als het gaat om de ontwikkeling van kinderen en kansengelijkheid, dan is de meeste winst te behalen bij kinderen die opgroeien in minder gunstige omstandigheden. Een kind met bijvoorbeeld een taalachterstand heeft er profijt van om naar de kinderopvang gaan. Kinderen met achterstanden behoren vaak tot de lagere inkomensgroepen. Juist die groepen zullen niet profiteren van het plan van het kabinet, omdat de opvang voor hen duurder en minder toegankelijk wordt. De mogelijkheden die kinderopvang heeft om bij te dragen aan de ontwikkeling van kinderen en kansengelijkheid, worden met dit plan dus niet benut. En in elk geval op de korte termijn zijn er zelfs risico’s voor de ontwikkeling van kinderen en de kansengelijkheid. Ontwikkeling van kinderen voorop Met dit plan wil het kabinet het systeem simpeler maken, en overstappen van een toeslagensysteem naar directe financiering. Dat kan financiële stress en onzekerheid bij ouders verminderen. Echter, omdat het plan op de lange termijn een beperkt effect heeft op de arbeidsparticipatie en niet bijdraagt aan de ontwikkeling van kinderen en kansengelijkheid en er bovendien aanzienlijke risico’s zijn op korte termijn, vinden de planbureaus het verstandig om het huidige kabinetsplan te heroverwegen. De mogelijke maatschappelijke baten van investeringen in de kinderopvang liggen vooral in de ontwikkeling van kinderen en het bevorderen van kansengelijkheid.
-
Een brede blik op bijstandDe Participatiewet regelt sinds 2015 de bijstand en heeft als voornaamste doel zoveel mogelijk mensen aan het werk te helpen. Veel gemeenten richten zich daarom vooral op mensen die relatief makkelijk naar werk begeleid kunnen worden. Veel bijstandsgerechtigden kampen echter met meerdere problemen. Door de focus van gemeenten op betaald werk worden deze mensen niet altijd goed geholpen. De nieuwe Participatiewet moet volgens het SCP zich dan ook niet alleen richten op werk en inkomen, maar beter aansluiten op het leven van mensen met een bijstandsuitkering en hun problematiek. Uit het SCP-onderzoek Een brede blik op de bijstand dat vandaag verschijnt, blijkt dat mensen met een bijstandsuitkering relatief vaak met allerlei problemen in het dagelijks leven kampen. Zij hebben bijvoorbeeld moeite met huishoudelijke activiteiten, bewegen (zoals (trap)lopen), beperkte administratieve vaardigheden en een klein sociaal netwerk. Ook hebben veel mensen in de bijstand gezondheidsproblemen. Door deze stapeling van problemen kunnen bijstandsgerechtigden minder actief meedoen in de samenleving en voelen zij zich vaker eenzaam. Ondersteuning verschilt per gemeente Bijstandsgerechtigden krijgen ondersteuning vanuit het sociaal domein, maar het SCP-onderzoek laat zien dat de manier waarop ze worden ondersteund per gemeente sterk kan verschillen. Sommige gemeenten zetten meer in op ondersteuning bij re-integratie vanuit de Participatiewet; anderen op ondersteuning vanuit de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning). Of er is een combinatie van voorzieningen. Uit het onderzoek van het SCP blijkt verder dat veel bijstandsgerechtigden die al langere tijd afhankelijk zijn van een bijstandsuitkering, geen ondersteuning (meer) krijgen vanuit het sociaal domein. Niet alleen focus op werk Een deel van de bijstandsgerechtigden kan - eventueel met ondersteuning – weer aan het werk, maar een aanzienlijk deel van deze mensen heeft problemen waardoor een betaalde baan niet realistisch is. Doordat de ondersteuning vanuit de Participatiewet zich vooral op werk richt, past het niet altijd bij de problemen waar mensen tegenaan lopen. Daarom dient er vanuit de Participatiewet ook aandacht te zijn voor ondersteuning die niet direct gericht is op het krijgen van betaald werk. Denk bijvoorbeeld aan ondersteuning bij maatschappelijke participatie, zoals vrijwilligerswerk, of alternatieve vormen van werk. In de praktijk zetten gemeenten deze vormen van ondersteuning al in, maar de Participatiewet lijkt hier nu onvoldoende ruimte en middelen voor te bieden. Levensbrede kijk op bijstandsgerechtigden Net als de recent verschenen SCP-rapporten Eigentijdse ongelijkheid en Zicht op zorgen laat dit onderzoek zien dat een levensbrede blik op maatschappelijke problemen van mensen nodig is. Wanneer de Participatiewet het vizier primair blijft richten op het krijgen van betaald werk - hoe belangrijk ook - dan blijft problematiek op andere levensdomeinen mogelijk buiten beeld. Daarnaast moet er rekening mee worden gehouden dat betaald werk voor een deel van deze mensen niet reëel is. Het SCP concludeert dan ook dat de huidige Participatiewet onvoldoende aansluit bij wat bijstandsgerechtigden nodig hebben om volwaardig mee te kunnen doen in de samenleving. Voor zo’n betere aansluiting is bij de uitvoering van de Participatiewet samenwerking tussen overheden en instanties nodig. Daarnaast moet er een betere afstemming zijn tussen wetten en maatregelen. Zo zou de aanpak vanuit de Participatiewet meer in lijn kunnen worden gebracht met die van de Wmo, waar meer aandacht is voor de vraag achter de vraag. Het is belangrijk deze betere afstemming tussen wetten mee te nemen bij de herziening van de Participatiewet.
-
Meer zicht op oudersEén op de zes Nederlanders kampt met stapeling van problemen Eén op de zes volwassenen in ons land heeft te maken met een stapeling van problemen. Uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) dat vandaag verschijnt, blijkt dat deze mensen bijvoorbeeld weinig financiële middelen hebben en geen sociaal netwerk. Daarnaast toont het SCP-onderzoek aan dat ruim één op de tien ouders van minderjarige kinderen met zo’n stapeling van zorgen of problemen kampt. Naast zorgen over de opvoeding of ontwikkeling van hun kinderen, hebben zij ook andere problemen. Om mensen die hulp nodig hebben goed te ondersteunen, is het belangrijk dat gemeenten alert zijn of mensen een stapeling van problemen hebben en moeten zij hun ‘redzaamheid’ niet overschatten. Vorig jaar riep het SCP met het rapport Uitdagingen in het sociaal domein gemeentebesturen op om meer aandacht te hebben voor mensen met complexe problemen. Vandaag verschijnen twee nieuwe publicaties waarmee het SCP inzicht geeft in deze groep: het onderzoeksrapport ‘Zicht op zorgen’ en het deelrapport ‘Meer zicht op ouders’. Kans op meer problemen door inflatie Het SCP-onderzoek Zicht op zorgen laat zien dat één op de zes volwassenen problemen heeft op drie of meer terreinen. Dat kunnen problemen zijn met algemene dagelijkse handelingen, in het gezin, met het sociale netwerk, met het zelfstandig kunnen voeren van een huishouden, financiën, gebrekkige administratieve vaardigheden en op het gebied van werk. Door de inflatie en hogere energieprijzen bestaat de kans dat deze groep groter wordt, hoewel dit afhankelijk is van (internationale) ontwikkelingen en beleidsmaatregelen. Weinig hulpbronnen maakt kwetsbaar Mensen met een stapeling van problemen hebben relatief weinig hulpbronnen zoals financiële middelen, opleiding, gezondheid, veerkracht en eigen regie. Daardoor bevinden ze zich relatief vaak in een kwetsbare situatie en kunnen ze vaak minder goed meedoen in de samenleving. Ongeveer een op de tien mensen bevindt zich in een dergelijke kwetsbare situatie. Ze voelen zich ook vaker eenzaam en zijn minder tevreden over hun leven dan anderen. De rol van een tekort aan hulpbronnen in de ongelijkheid tussen groepen, bleek ook uit de recente SCP-publicatie Eigentijdse ongelijkheid. Mensen in een kwetsbare situatie hebben niet altijd ondersteuning nodig. Vaak redden zij zichzelf. Maar dat is wel afhankelijk van de hulpbronnen die zij tot hun beschikking hebben. Hulpbronnen zijn dus van wezenlijk belang om problemen het hoofd te bieden. Ouders met stapeling van zorgen Het SCP-onderzoek Meer zicht op ouders toont aan dat ruim één op de tien ouders met minderjarige kinderen te maken heeft met een stapeling van zorgen of problemen op tenminste drie gebieden. Zij hebben bijvoorbeeld niet alleen zorgen over de opvoeding of ontwikkeling van hun kinderen, maar ook geldzorgen en zitten in een sociaal isolement. Ouders met een stapeling van zorgen of problemen beschikken vaak over weinig hulpbronnen en kunnen vaak niet terugvallen op hun netwerk. Maatwerk en betere toegankelijkheid Beide onderzoeken onderstrepen het belang van een brede blik op het dagelijks leven van mensen en het leveren van maatwerk bij hulp en ondersteuning. Er dient daarbij niet alleen naar de problemen van mensen gekeken te worden, maar ook naar de hulpbronnen waar zij over (kunnen) beschikken. Zo kan het voor gemeenten en hulpinstanties zinvol zijn om in te zetten op het versterken van hulpbronnen van mensen. Niet alleen op financieel gebied, zoals inkomen, maar ook op persoonlijk gebied, zoals veerkracht en regie. Op langere termijn zou dit de draagkracht van mensen mogelijk kunnen vergroten zodat zij beter kunnen omgaan met zorgen of problemen. Daarnaast is het belangrijk dat mensen beter toegang tot ondersteuning hebben en dat de drempels die mensen ervaren om in aanmerking te komen voor voorzieningen in het sociaal domein worden weggenomen. Daarbij moet de informatievoorziening breder toegankelijk en eenvoudiger zijn. Informatie is soms alleen digitaal beschikbaar, aanvraagformulieren zijn ingewikkeld en het stelsel is complex.
-
Zicht op zorgenEén op de zes Nederlanders kampt met stapeling van problemen Eén op de zes volwassenen in ons land heeft te maken met een stapeling van problemen. Uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) dat vandaag verschijnt, blijkt dat deze mensen bijvoorbeeld weinig financiële middelen hebben en geen sociaal netwerk. Daarnaast toont het SCP-onderzoek aan dat ruim één op de tien ouders van minderjarige kinderen met zo’n stapeling van zorgen of problemen kampt. Naast zorgen over de opvoeding of ontwikkeling van hun kinderen, hebben zij ook andere problemen. Om mensen die hulp nodig hebben goed te ondersteunen, is het belangrijk dat gemeenten alert zijn of mensen een stapeling van problemen hebben en moeten zij hun ‘redzaamheid’ niet overschatten. Vorig jaar riep het SCP met het rapport Uitdagingen in het sociaal domein gemeentebesturen op om meer aandacht te hebben voor mensen met complexe problemen. Vandaag verschijnen twee nieuwe publicaties waarmee het SCP inzicht geeft in deze groep: het onderzoeksrapport ‘Zicht op zorgen’ en het deelrapport ‘Meer zicht op ouders’. Kans op meer problemen door inflatie Het SCP-onderzoek Zicht op zorgen laat zien dat één op de zes volwassenen problemen heeft op drie of meer terreinen. Dat kunnen problemen zijn met algemene dagelijkse handelingen, in het gezin, met het sociale netwerk, met het zelfstandig kunnen voeren van een huishouden, financiën, gebrekkige administratieve vaardigheden en op het gebied van werk. Door de inflatie en hogere energieprijzen bestaat de kans dat deze groep groter wordt, hoewel dit afhankelijk is van (internationale) ontwikkelingen en beleidsmaatregelen. Weinig hulpbronnen maakt kwetsbaar Mensen met een stapeling van problemen hebben relatief weinig hulpbronnen zoals financiële middelen, opleiding, gezondheid, veerkracht en eigen regie. Daardoor bevinden ze zich relatief vaak in een kwetsbare situatie en kunnen ze vaak minder goed meedoen in de samenleving. Ongeveer een op de tien mensen bevindt zich in een dergelijke kwetsbare situatie. Ze voelen zich ook vaker eenzaam en zijn minder tevreden over hun leven dan anderen. De rol van een tekort aan hulpbronnen in de ongelijkheid tussen groepen, bleek ook uit de recente SCP-publicatie Eigentijdse ongelijkheid. Mensen in een kwetsbare situatie hebben niet altijd ondersteuning nodig. Vaak redden zij zichzelf. Maar dat is wel afhankelijk van de hulpbronnen die zij tot hun beschikking hebben. Hulpbronnen zijn dus van wezenlijk belang om problemen het hoofd te bieden. Ouders met stapeling van zorgen Het SCP-onderzoek Meer zicht op ouders toont aan dat ruim één op de tien ouders met minderjarige kinderen te maken heeft met een stapeling van zorgen of problemen op tenminste drie gebieden. Zij hebben bijvoorbeeld niet alleen zorgen over de opvoeding of ontwikkeling van hun kinderen, maar ook geldzorgen en zitten in een sociaal isolement. Ouders met een stapeling van zorgen of problemen beschikken vaak over weinig hulpbronnen en kunnen vaak niet terugvallen op hun netwerk. Maatwerk en betere toegankelijkheid Beide onderzoeken onderstrepen het belang van een brede blik op het dagelijks leven van mensen en het leveren van maatwerk bij hulp en ondersteuning. Er dient daarbij niet alleen naar de problemen van mensen gekeken te worden, maar ook naar de hulpbronnen waar zij over (kunnen) beschikken. Zo kan het voor gemeenten en hulpinstanties zinvol zijn om in te zetten op het versterken van hulpbronnen van mensen. Niet alleen op financieel gebied, zoals inkomen, maar ook op persoonlijk gebied, zoals veerkracht en regie. Op langere termijn zou dit de draagkracht van mensen mogelijk kunnen vergroten zodat zij beter kunnen omgaan met zorgen of problemen. Daarnaast is het belangrijk dat mensen beter toegang tot ondersteuning hebben en dat de drempels die mensen ervaren om in aanmerking te komen voor voorzieningen in het sociaal domein worden weggenomen. Daarbij moet de informatievoorziening breder toegankelijk en eenvoudiger zijn. Informatie is soms alleen digitaal beschikbaar, aanvraagformulieren zijn ingewikkeld en het stelsel is complex.
-
Somber over de samenleving?Maatschappelijk onbehagen: achtergrond en mogelijke oplossingen Veel Nederlanders zijn somber over de kant die het opgaat met ons land. Uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) blijkt dat dit maatschappelijk onbehagen samenhangt met de maatschappelijke positie van mensen en hun opvattingen over de samenleving en politiek. Inwoners van plattelandsgemeenten buiten de Randstad hebben gemiddeld meer maatschappelijk onbehagen dan inwoners van steden zowel binnen als buiten de Randstad. Maar wie iemand is en wat iemand vindt, is belangrijker dan waar iemand woont. De overheid moet zich dan ook richten op de onderliggende problemen van Nederlanders en concrete oplossingen bieden. Ondanks het feit dat maatschappelijk onbehagen van alle tijden is en niet per definitie zorgelijk hoeft te zijn, stelt het SCP dat het op dit moment wel een urgent thema is. Uit het meest recente Continue Onderzoek Burgerperspectieven blijkt dat 62% van de Nederlanders vindt dat het de verkeerde kant op gaat met het land. Een hoog onbehagen bij bepaalde groepen en in bepaalde gebieden kan nadelige gevolgen hebben voor de samenleving en onze democratie. Het SCP geeft met het nieuwe onderzoek ‘Somber over de samenleving? Een studie naar verschillen in maatschappelijk onbehagen in Nederland’ dat vandaag verschijnt drie handvatten op welke manier beleidsmakers om kunnen gaan met maatschappelijk onbehagen. In alle gevallen geldt: stuur niet op het gevoel van onbehagen, maar zorg dat naar de onderliggende zorgen wordt geluisterd en de problemen van mensen worden opgelost. 1) Verschillende politieke opvattingen hangen anders samen met maatschappelijk onbehagen Uit het onderzoek blijkt dat verschillende groepen om uiteenlopende redenen somber zijn over de samenleving. Zo hangt maatschappelijk onbehagen voor sommige groepen bijvoorbeeld samen met het idee dat de kabinetsmaatregelen op het gebied van klimaatverandering te ingrijpend zijn en te snel gaan, terwijl anderen juist vinden dat het niet snel genoeg gaat. Daarnaast blijkt dat mensen die sterker het gevoel hebben dat politici onvoldoende naar hen luisteren meer maatschappelijk onbehagen hebben. Om dit onbehagen tegen te gaan, is het belangrijk dat burgers zich beter gehoord voelen en dat zij de keuzes begrijpen die het kabinet maakt. Het meer betrekken van burgers bij het nemen van besluiten kan zorgen voor meer begrip voor de gemaakte keuzes. Transparantie en inclusie zijn daarbij van groot belang. Om dit te bereiken, kan de overheid burgerberaden en referenda inzetten. Daarbij is het belangrijk dat verwachtingen vooraf helder zijn en dat de representativiteit is gewaarborgd. 2) Mensen met lagere maatschappelijke positie zijn somberder Naast economische factoren, zoals werk en inkomen, dragen ook aspecten als een sociaal netwerk, iemands gezondheid en digitale vaardigheden bij aan een meer of mindere mate van maatschappelijk onbehagen. Hoe mensen hun eigen maatschappelijke positie inschatten en of ze zich onderdeel voelen van de Nederlandse samenleving, is ook gerelateerd aan maatschappelijk onbehagen. Vanuit beleid is een brede blik op welvaart nodig: niet alleen op werk en inkomen, maar ook op de andere zaken die iemands maatschappelijke positie bepalen. Beleidsmakers richten zich tot nu toe minder vaak op die aspecten van welvaart en welzijn. Het SCP adviseert een grotere rol van de overheid op dit gebied. Onder meer door hulp te bieden bij het verbeteren van digitale vaardigheden en het bestrijden van eenzaamheid. 3) Gevoel dat er geen oog is voor de regio Maatschappelijk onbehagen is relatief laag in steden, zowel binnen als buiten de Randstad, en relatief hoog in plattelandsgemeenten buiten de Randstad. De opvatting dat politiek Den Haag onvoldoende oog heeft voor de regio waar mensen wonen is een belangrijk component van het onbehagen in plattelandsgemeenten buiten de Randstad. Maar de verschillen tussen bewoners binnen gebieden zijn nog altijd groter zijn dan de verschillen tussen gebieden. In grote steden wonen – net als op het platteland - ook mensen met een grote mate van maatschappelijk onbehagen. Het is belangrijk om het gevoel van mensen te erkennen dat de landelijke politiek geen oog heeft voor de regio waarin ze wonen. Daarnaast zou het goed zijn om te komen tot een betere regionale vertegenwoordiging in de Tweede Kamer en om de ervaren afstand tot de politiek te verkleinen. Het is ook van belang om aandacht te hebben voor regiospecifieke uitdagingen. Zeker in recente beleidsdossiers (zoals rondom de energietransitie en stikstofproblematiek) is brede maatschappelijke betrokkenheid vanuit heel Nederland onmisbaar. Oplossingen dienen dus in goed overleg tussen de Rijksoverheid en regionale partners te worden gevonden.
-
Burgerperspectieven 2023 I 1Dit is het 56e bericht van het Continu Onderzoek Burgerperspectieven (COB), waarin het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) sinds 2008 de Nederlandse publieke opinie volgt en duidt. In hoofdstuk 1 bespreken we de belangrijkste ontwikkelingen in de stemming over het land, de politiek en de economie. We richten ons daar vooral op de achtergronden van de negatieve stemming in de (na)zomer van 2022 (de periode juli-oktober). In hoofdstuk 2 verkennen we associaties, zorgen en opvattingen van Nederlanders over ruimtelijke vraagstukken en de inrichting van Nederland. We gaan na wat volgens Nederlanders actuele problemen en toekomstige dilemma’s zijn als het gaat om de ruimtelijke inrichting.
-
50 jaar SCPOm de start het vijftigjarig jubileum van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) te markeren schreef directeur Karen van Oudenhoven het essay 50 jaar SCP: Op weg naar een empathische en veerkrachtige overheid. Het essay begint met een korte terugblik op de afgelopen vijftig jaar en een aantal belangrijke sociaal-culturele ontwikkelingen die van invloed zijn geweest op de samenleving. Daarna verschuift de blik naar het heden en de toekomst. Wat zijn de sociaal-maatschappelijke opgaven van de komende jaren? Welke grote uitdagingen staan ons nog te wachten? En wat vraagt dat van politiek en beleid?
-
Kennisnotitie Reflectie SCP op Aanpak ArbeidsmarktkrapteDe krapte op de arbeidsmarkt is zichtbaar en voelbaar. Er is een tekort aan leraren, een tekort aan medewerkers in de kinderopvang, de zorg, techniek, ICT, enzovoort. Hoewel deze tekorten op de korte termijn wat af kunnen nemen, blijven zij naar verwachting op de langere termijn voelbaar. Veel beleid van het afgelopen jaar stelt zich als doel om iets te doen aan deze tekorten. Dat is wenselijk, want veel sectoren die nu onderbemenst zijn, vervullen belangrijke maatschappelijke functies of zijn betrokken bij grote transities waar we als maatschappij voor staan. Vanuit zijn kennisbasis signaleert het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) dat het huidige beleid op een aantal punten aanvulling of nadere uitwerking behoeft. In deze notitie bespreken we een aantal handelingsperspectieven die onderbelicht blijven in het kraptebeleid.
-
Eigentijdse ongelijkheidUit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) blijkt dat er in Nederland zeven sociale klassen zijn met grote onderlinge verschillen. In het SCP-rapport Eigentijdse Ongelijkheid is gekeken naar iemands positie in de maatschappij. Die hangt niet alleen af van opleiding, beroep, inkomen en financieel vermogen (economisch kapitaal), maar ook van ‘wie je kent’ (sociaal kapitaal), ‘waar je bij past’ (cultureel kapitaal) en ‘wie je bent’ (persoonskapitaal: gezondheid en aantrekkelijkheid). Uit het onderzoek blijkt dat één op de zes Nederlanders (16,3%) achterstand heeft op deze vier terreinen. Daartegenover staat een groep van 19,9%, die over de gehele linie een voorsprong heeft. Deze structurele ongelijkheid in ons land is hardnekkig en heeft grote gevolgen.
-
Verhoging van minimumloon en bijstand als wondermiddel voor welvaart en welbevinden van de lage inkomensgroep?Inkomensbeleid en armoedebestrijding staan momenteel hoog op de politieke agenda, onder andere vanwege de hoge inflatie. Het kabinet heeft mede in dat kader op 1 januari 2023 het wettelijk minimumloon en de daaraan gekoppelde uitkeringen met 10 procent verhoogd. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) onderzocht of deze verhogingen op korte termijn ook effect zullen hebben op gezondheid en welzijn. Kwaliteit van leven gaat immers over meer dan alleen het inkomen van mensen. Hoewel de financiële maatregel van het kabinet essentieel is om ervoor te zorgen dat niet meer mensen in armoede raken, blijkt uit dit SCP-onderzoek, dat het binnen vier jaar geen verbetering in gezondheid of welzijn oplevert. Hiervoor is beleid kansrijker als het breder is dan alleen financieel of als het gericht is op risicogroepen. Uit eerder SCP-onderzoek bleek dat mensen in lagere inkomensgroepen gemiddeld een slechtere gezondheid en een lager welzijn hebben. Dit uit zich onder andere in verschillen in levensverwachting, gezondheid, medicijn- en zorggebruik en tevredenheid over het eigen leven. Het SCP onderzocht in dit rapport of de verhoging van het minimumloon naast een effect op het inkomen, ook positief bijdraagt aan de gezondheid en het welzijn van mensen.
-
Jaarplan 2023Vandaag verschijnt het Jaarplan 2023 van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Het Jaarplan is in 2022 uitgewerkt in samenspraak met vertegenwoordigers van ministeries, het parlement, gemeenten, provincies, maatschappelijke organisaties, media, bedrijven en andere maatschappelijke partijen. Daarnaast zijn de uitkomsten van de visitatie van het SCP over de periode 2016-2020 meegenomen in het Jaarplan. Conform de Aanwijzingen voor de planbureaus is dit Jaarplan op 16 december 2022 vastgesteld en goedgekeurd door de Ministerraad. Onderzoeksprogramma Het Jaarplan 2023 is onderdeel van het Meerjarenplan 2021-2025 van het SCP. In dit derde uitvoeringsjaar wordt het onderzoeksprogramma uit het Meerjarenplan aangevuld met onderzoek naar actuele en belangrijke beleidsthema’s van 2023. Denk hierbij aan onderwerpen als duurzaamheid, migratie, corona, wonen en gezondheidszorg. Wij doen onafhankelijk onderzoek, maar werken ook in opdracht van of samen met beleidsmakers en de andere planbureaus (het Planbureau voor de Leefomgeving en het Centraal Planbureau). Het volledige onderzoeksprogramma staat beschreven in zowel het Jaarplan 2023 als het meerjarenplan. Bijzonderheden in 2023 Er is een aantal thema’s waaraan het SCP in 2023 extra aandacht besteedt zoals brede welvaart, participatie, structurele ongelijkheid en sociale cohesie. Daarnaast bestaat het SCP op 30 maart 2023 precies 50 jaar. Een bijzondere gebeurtenis die we niet zomaar voorbij laten gaan. Het hele jaar zijn we extra zichtbaar met kennisactiviteiten, waarbij we het perspectief van burgers over maatschappelijke opgaven voor het voetlicht brengen. Tot slot voert het SCP in 2023 een interne, tussentijdse evaluatie van het Meerjarenplan uit, om te bepalen of we op koers liggen met de gestelde plannen en waar bijstelling nodig is.
-
Solidariteit over landsgrenzen heen tijdens de coronapandemieIn politieke en maatschappelijke debatten over de rol van overheden en burgers in de samenleving speelt solidariteit een belangrijke rol. Recente internationale gebeurtenissen zoals de coronacrisis en de oorlog in Oekraïne illustreren dat eens te meer. Tijdens de coronacrisis hielpen buren elkaar bijvoorbeeld door boodschappen voor elkaar te doen en bood de overheid financiële steun aan bedrijven. Solidariteit gaat over de verbinding en afhankelijkheden tussen (groepen) personen en kan daarmee bijdragen aan een betere samenleving. Daarom vindt het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) het waardevol om te verkennen hoe Nederlanders over solidariteit denken en hoe dat zich verhoudt tot de rol die solidariteit bij beleidsvorming heeft. Daarbij staat telkens de vraag centraal: welke risico’s en lasten deel je, met wie en waarom? De komende tijd onderzoeken we de rol van solidariteit binnen diverse actuele beleidsthema’s. In deze eerste publicatie van het kennisdossier ‘Solidariteit onder Nederlanders’ richten we ons op solidariteit tijdens de wereldwijde uitbraak van het coronavirus. De coronapandemie en de maatregelen om het virus af te remmen hadden grote invloed op ieders leven, zowel in Nederland als wereldwijd. Tijdens de pandemie werd de internationale verwevenheid en afhankelijkheid meer zichtbaar. Specifiek zijn we in deze publicatie geïnteresseerd in de rol van solidariteit in het coronabeleid in Europa gericht op bescherming van de gezondheid of bestaanszekerheid van burgers. Solidariteit vormt een van de grondwaarden van het systeem van overheidsvoorzieningen voor burgers in Nederland en in de Europese Unie (EU). Op welke manier is daar tijdens de coronacrisis invulling aan gegeven? Met wie werden de risico’s en lasten (niet) gedeeld en waarom?
-
Burgerperspectieven 2022 | 2Driekwart van de Nederlanders denkt dat polarisatie toeneemt Een ruime meerderheid van de Nederlanders maakt zich zorgen over polarisatie. Ze denken daarbij aan verslechterde omgangsvormen en verharding in het politieke en publieke debat. Ook ergeren ze zich aan uitingen die zij als extreem of radicaal ervaren. Dat blijkt uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) dat vandaag verschijnt. In hun directe omgeving ervaren mensen minder polarisatie dan in de politiek en in de (sociale) media. Om het gevoel dat groepen mensen tegenover elkaar staan niet te vergroten, is het belangrijk om in het politieke debat te letten op de toon en de inhoud centraal te stellen. Veel mensen maken zich zorgen over de manier van samenleven in ons land. Driekwart van de Nederlanders denkt dat meningsverschillen over maatschappelijke kwesties steeds groter worden. Wetenschappelijk onderzoek spreekt dat beeld echter tegen: op veel onderwerpen is meer overeenstemming dan mensen denken en onderlinge verschillen in opvattingen groeien niet. In de manier van samenleven zien Nederlanders overigens ook dingen goed gaan. Ze noemen bijvoorbeeld onderlinge hulpvaardigheid als sterk punt. Ook vindt twee derde dat andere mensen te vertrouwen zijn. Hardere toon en scherpe uitingen Uit de groepsgesprekken en enquêtes die het SCP voor dit onderzoek deed, blijkt dat de zorgen van mensen over polarisatie vooral gaan over de omgangsvormen in het politieke en maatschappelijke debat. Ze noemen de harde toon van het debat, het niet goed naar elkaar luisteren en het vasthouden aan het eigen gelijk. Daarnaast blijkt dat veel mensen zich ergeren aan in hun ogen extreme uitingen. Mensen ervaren dat vooral kleine groepen met een harde toon veel aandacht vragen en krijgen, onder meer in de media. Zij hebben soms begrip voor groepen die van zich laten horen omdat ze worden achtergesteld of omdat er niet naar hen wordt geluisterd. Toch overheerst bij veel mensen ongeduld en ergernis over fel verwoorde meningen en harde protestacties. Minder polarisatie in eigen leefomgeving Terwijl de polarisatie en verharding in het politieke debat en op (sociale) media breed worden gevoeld, zijn de ervaringen in de eigen leefomgeving wisselend. Mensen geven aan dat dat komt omdat ze zich meestal omgeven met gelijkgestemden. Daarnaast ontwijkt men vaak discussies met vrienden, familie en collega’s over lastige kwesties om conflicten te vermijden. Het maakt hierbij wel uit om wie en waarover het gaat. Als iemand persoonlijk geraakt wordt door een onderwerp, is het lastiger de discussie hierover te vermijden. Zoals bijvoorbeeld over racisme, LHBTIQ+-rechten of stikstof. Mensen in een meerderheidspositie kunnen het zich vaak gemakkelijker veroorloven om zich te onttrekken aan het debat over dergelijke thema’s. Corona vormde hierop een uitzondering: het raakte iedereen en discussies over vaccineren hebben ook in de persoonlijke kring voor spanningen gezorgd. Gevolgen voor sociale cohesie en democratie Sterke beelden over polarisatie zijn niet zonder gevolgen. Een gepolariseerde samenleving - of dat nu daadwerkelijk zo is of door mensen zo wordt beleefd - kan ervaren vijandigheid tussen politieke tegenstanders aanwakkeren. Dat kan op den duur de sociale cohesie en het functioneren van de democratie aantasten. Daarom is het belangrijk om in het politieke debat een harde toon en vijandige houding te vermijden en de inhoud centraal te stellen. Daarnaast doen zowel media als politiek er goed aan om meningsverschillen niet meteen polarisatie te noemen. Verschillen in meningen en opvattingen zijn er immers altijd en horen bij een democratie. Het benadrukken van tegenstellingen kan echter verschillen onnodig uitvergroten.
-
Overdragen, delen en herstellenNaar aanleiding van de publicatie Overdragen, delen en herstellen geeft het SCP een winstwaarschuwing af ten aanzien van de verwachtingen die er zijn van de effecten van burgerraadplegingen en burgerparticipatie. Aandacht voor zeggenschap op papier leidt niet altijd tot zeggenschap in de praktijk. Het SCP onderzocht de veranderende visie van de overheid op de verantwoordelijkheidsverdeling tussen burgers, overheid en ander spelers sinds 2011. De analyse leert dat wanneer de overheid verantwoordelijkheden bij de burger belegde, dit vooral de uitvoering betrof terwijl er beperkte ruimte voor burgers was ingeruimd in termen van zeggenschap. Ook in het huidige krachtenveld, waar de overheid zowel wil sturen als akkoorden wil sluiten met maatschappelijke partijen, zal het niet gemakkelijk zijn om veel ruimte te bieden aan daadwerkelijke zeggenschap van burgers. Toch bieden de recente ontwikkelingen om burgers meer en eerder te betrekken bij beleidsvorming een mooie aanleiding om te komen tot meer echte zeggenschap en ruimte voor burgers. Betrek burgers op een manier die bij hen past, met ook aandacht voor burgers die niet (willen) participeren in een burgerberaad.
-
Burgers, overheid of bedrijven: wie is aan zet?Burgers en overheid niet op één lijn over wie aan zet is bij lokale energieprojecten Terwijl de overheid verwacht dat burgers steeds meer meedenken, mee-beslissen en meedoen, klinkt tegelijkertijd bij burgers de roep om meer regie van de overheid bij het oplossen van maatschappelijke problemen. Onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) naar lokale energieprojecten laat zien dat burgers en lokale overheden anders denken over wie op lokaal niveau aan zet is. Dat heeft invloed op de haalbaarheid en de legitimiteit van beleid. Het SCP wijst er daarom op dat een realistischer kijk van de overheid nodig is op de rol en de verwachtingen van burgers. Bij lokale energieprojecten zou eerst helder moeten zijn wat de gewenste maatschappelijke doelen zijn die worden nagestreefd, om vervolgens afspraken te maken over wat burgers, overheden en bedrijven van elkaar kunnen verwachten. Onderdeel van het Klimaatakkoord is de ambitie dat de helft van alle lokale energie-opwekking wordt gerealiseeerd met lokaal eigendom. Met het onderzoek Burgers, overheid of bedrijven: wie is aan zet? heeft het SCP verkend hoe burgers en lokale ambtenaren kijken naar verschillende varianten van verantwoordelijkheidsverdeling tussen gemeenten, burgers en bedrijven bij lokale duurzame energieprojecten. Uit het SCP-onderzoek, dat bestond uit focusgroepen met burgers en lokale ambtenaren, blijkt dat een groot deel van de burgers graag ziet dat de overheid de verantwoordelijkheid op zich neemt bij het lokaal opwekken van duurzame energie. Dat terwijl lokale ambtenaren juist naar burgers kijken. Burgers en lokale ambtenaren geven beiden aan dat ze nadelen zien in een aanpak waarbij bedrijven aan zet zijn. Zij hebben wel veel vertrouwen in de competenties van bedrijven, maar minder in de intenties van commerciële partijen, waarbij de belangen van burgers op spanning zou kunnen komen te staan met het winstoogmerk van bedriiven. Overeenstemming over de richting, niet over aanpak Veel burgers zien de urgentie en het belang van de energietransitie, maar zijn kritisch over de haalbaarheid en wenselijkheid als de verantwoordelijkheid voor lokale energieprojecten bij burgers gelegd wordt. Bewonersgroepen hebben volgens de deelnemers daar niet altijd de kennis, deskundigheid, menskracht en middelen voor. Zij maken zich ook zorgen of iedereen wel mee kan doen en mee kan profiteren. Een deel van de burgers ziet dan ook liever dat de overheid (bijvoorbeeld de gemeente) die verantwoordelijkheid op zich neemt, omdat die hiervoor beter geëquipeerd is dan burgers. Bovendien kan er op die manier worden gezorgd dat iedereen meeprofiteert. Lokale ambtenaren daarentegen denken juist dat de verantwoordelijkheid niet bij de gemeente kan liggen, omdat wettelijke restricties gemeenten belemmeren om zich op de markt te begeven en omdat de gemeentelijke rollen lastig verenigbaar zijn. Zij zien graag dat bewonersinitiatieven het voortouw nemen vanwege het belang van zeggenschap en van opbrengsten voor de lokale gemeenschap. Opbrengst voor lokale samenleving belangrijker dan winstmaximalisatie Burgers en lokale gemeenteambtenaren zijn het wél met elkaar eens over gewenste maatschappelijke uitkomsten van energieprojecten voor de samenleving. Zo vinden beide partijen het belangrijk dat iedereen in de gemeente meeprofiteert. Daarnaast zou voor het voordeel dat je geniet niet uit moeten maken waar je toevallig woont (bijvoorbeeld in een rijkere of armere gemeente, in een buurt mét of zónder voorlopers) en zouden rendementen terug moeten vloeien naar de samenleving. Implicaties voor beleid Bij de kritische houding van burgers en ambtenaren, lijkt het vooral te gaan over de vraag wat de beste rolverdeling tussen burgers, de overheid en bedrijven is om het maatschappelijk belang te realiseren. SCP doet dan ook de oproep om bij de uitwerking van klimaat- en energiebeleid niet te beginnen met de verantwoordelijk-heidverdeling, maar met het formuleren van de sociaal-maatschappelijke doelen. Als daar consensus over is, kan worden gekeken hoe de verantwoordelijkheid tussen betrokken partijen moeten worden verdeeld om die doelen te realiseren. In de praktijk zullen verschillende varianten van verantwoordelijkheidsverdeling naast elkaar bestaan. Wanneer burgers daarin een rol kunnen spelen, is het belangrijk dat duidelijk is wat er van hen wordt verwacht, hoe zij daarin kunnen worden ondersteund en of ze die verantwoordelijkheden ook redelijkerwijs kunnen dragen. Hoewel deze studie inzoomt op de visie van burgers en lokale ambtenaren op een grotere verantwoordelijkheid van burgers in de lokale energietransitie, kunnen de uitkomsten breder worden benut. Overheden zullen in dat kader rekening moeten houden met wat mensen kunnen en willen, en wat dat betekent voor de effectiviteit van beleid. Bij zowel de energietransitie als bij de aanpak van andere maatschappelijke vraagstukken zou, stelt het SCP, vooraf duidelijk zijn moeten zijn welke maatschappelijke doelen men op de langere termijn wil realiseren en wat burgers en overheden en bedrijven daarbij van elkaar kunnen verwachten.
-
Mensbeelden bij beleidEen mensbeeld is een veronderstelling over wat mensen willen, kunnen en hoe ze zich gedragen. Beleidsmakers zijn zich vaak niet bewust dat de mensbeelden waar ze vanuit gaan bij het maken van beleidskeuzes te gesimplificeerd, te optimistisch of te somber zijn. Dat kan ertoe leiden dat mensen tussen wal en schip terechtkomen of tekort worden gedaan. Met het essay Mensbeelden bij beleid: bewust worden, bespreken en bijstellen, zet het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) voor het eerst wetenschappelijke kennis over mensbeelden in beleid op een rij en worden handvatten geboden om met realistischer mensbeelden te komen tot beleid dat recht doet aan de pluriformiteit van de Nederlandse samenleving.